Heb ik net een paar uur geslapen. Alles goed en wel ontspan­nen, merk ik dat mijn blaas weer opspeelt. Het zal wel van de kou komen. En ik lig net zo lekker. Ik zal er toch iets aan moeten doen. Zachtjes uit de slaapzak. De rits van de tent open. Bijna tandje voor tandje om de anderen niet te wekken.

Ik houd er niet van om zomaar over de camping te piesen, maar ik heb echt geen zin om in de kou de halve camping over te lopen naar de w.c.. Bovendien heeft kamperen te maken met overleven in de natuur.

Ik luister naar de stilte. Kan iedereen me horen. De maan ver­licht het veldje. Kan iedereen me zien. Nou en.

Het koude, natte gras aan mijn blote voeten doet mijn blaas nog harder schreeuwen. Bij iedere stap worden mijn voeten kouder en ik zoek snel een plek. Hier spelen overdag misschien kinderen en daar komt morgen de rubberboot weer te liggen. Metertje verder dan maar. Hier is het goed.

Eindelijk mag mijn blaas zich ontspannen. Opdat de straal niet een steeds luider soppend geluid in een steeds groter wordende plas gaat maken, richt ik met rustige en regelmatige bewegin­gen steeds weer op een andere plek.

Dan de stilte. Opluchting. Het maanlicht. Mijn voeten voelen    ineens be­haaglijk warm. Zo mag het blijven. Waarom kruip ik

toch mijn slaapzak weer in.

 

 

Alsof ook maar een persoon erin geinteresseerd is wat jij meeneemt naar de waslokalen. Of toch wel? In Italie kan het douchebezoek op de camping een hele cultus zijn. s'Avonds na het eten maken de Italianen, mannen, vrouwen en kinderen, zich op om zich op te maken. Gekleed in witte badjassen, dure dikke handdoeken om de nek, toilettassen onder de arm, begeven ze zich en masse naar de centraal gelegen wasruimtes. Een doolhof van douches, wasbakken met spie­gels, wasbakken zonder spie­gels, voetenbak­ken, urinoirs en plee's.

 

Nauwlettend heb ik de drukte bij de toiletwagen in de gaten gehouden. Ik wil een douche en ik houd er niet van in de rij te staan voor een douche­beurt of een stoelgang. Deze keer valt het mee. De spiegels zijn niet eens beslagen als ik de ruimte binnentreed. Teken dat er lang geen warm water meer is ge­bruikt. Ik zie slecht. Ik heb geen lenzen in. Wat niet ziet, wat niet deert. Ik doe veel op geheugen. Als ik iets wegleg sla ik dat automatisch op in mijn geheugen. Geleerd in de doka. Komt me nu goed van pas. Ik heb er ook geleerd op de tast te werken. Wel eens een boterham met smeerkaas op de tast gemaakt? Ik wel. En geen vieze vingers.

Geen lenzen in dus. Eerst de slaap uit de ogen spoe­len, dan pas lenzen in. Maar dat laatste kan hier niet. Iemand zal maar plotseling de deur opendoen. Rukwind. Weg lens. Als die op de grond in de drek valt vind ik hem niet weer. Zeker niet zonder lenzen.

Na een paar dagen op een camping heb ik mijn werkwijze wel gevonden. Teenslip­pers aan tegen zwemmerseczeem en ander vuiligheid. Ik vertrouw geen mens als het op hygiene aan komt. De kunst is om je broek en onderbroek uit te trekken zonder met je blote voeten de grond te raken. Zitten is er niet bij want het bankje is toch altijd nat. Bovendien waar een ander met zijn blote reet op heeft gezeten, ga ik niet zitten. De douchemuntje leg ik vast klaar op de automaat. Twee stuks. Een op reserve. Tas aan de enige haak. Door het hengsel een hand­doek. Een kleine, want een grote komt bij gebruik op de natte, vieze grond.

Bij het balanceren op een been zorg ik zonder veel moeite dat ik niet met mijn schouder of knie tegen de muur leun. Ik schaats en skeeler veel en dat komt me hier goed van pas. Mijn enkels zijn sterk en mijn evenwicht is getraind. Ieder keer als er een been door de broekspijp is gegaan, heen of terug, belandt mijn voet weer keurig in of op de slipper. Hygiene is topsport.

Ik draai de koude kraan open nadat ik gehoopt heb dat er geen harde zeep­resten aan zitten. Sommige mensen hebben namelijk de gewoonte zo'n stukje zeep op de leiding bij de kranen te leggen. Dat maken ze natuurlijk niet schoon.

De koude straal maakt me meteen wakker en dat is ook de bedoe­ling. Dit doe ik thuis niet vrijwillig, maar hier waan ik me een harde. Ik snak naar adem.

Uit de slagvaste doos waar eens een scheerapparaat in zat, vis ik tandenborstel en homeo­pa­tische tandpasta en zet de sham­poo in het daarvoor bestemde rekje. Niet vergeten straks. Soms heb ik kleine flesjes, van die monsters, maar nu heb ik een norma­le grootte. Dus laten staan zou zonde zijn. Onder de koude harde straal poets ik mijn tanden. Een bijzonder groot risico loop je bij het uit de koker nemen van de tandeborstel. Ineens heb je drie delen. Het is niet denkbeeldig dat als je een deel laat vallen dat dat juist je tandeborstel is. Je tandeborstel laten vallen in een publieke douche met zo'n gootje wat altijd verstopt zit. Zwemmerseczeem in de mond krijg je dan. Alterna­tief ? Niet poetsen. Lijkt me ook vrese­lijk. Ik doe mijn best dat ik die keus niet hoef te maken temeer omdat ik erg tevre­den ben over mijn campingborstel. Ik gebruik hem alleen als ik op vakan­tie ben.

Ik zeep mijn hoofd in terwijl ik de klodders tandpas­ta uit mijn mond tussen mijn tenen laat vallen. Zie je wel. In ieder mens schuilt op zijn minst een klein viespeukje. Het koude water brengt me steeds meer bij mijn positieven terwijl een strontlucht langzaam die van de shampoo verdringt. Ik was er al bang voor. Ik hoorde al een deur. Ik hoop dat het snel voorbij is en dat de man er niet bij gaat kreunen of zwaar ademen. Ik heb dat altijd heel genant gevon­den hoewel ik er de laatste jaren de lol van heb leren inzien. Ik gooi nog wat shampoo in de strijd.

Terwijl ik hier sta te balanceren zal de man naast me op het toilet het ook wel niet makkelijk hebben. Knieen tegen de deur, rug tegen de spoelbak. Hopelijk zakt de broek tot op de enkels en niet verder. Een beroemd elfsteden­tochtschaatser uit Dussen had een tiental koeien. Om de spieren voor de schaats­zit te trai­nen molk hij alle koeien iedere ochtend met de hand maar zonder krukje. Die spieren, die je hieraan over houdt, zou je hier kunnen gabruiken . Hoef je mooi niet met je billen op de smerige bril. Je kunt natuur­lijk je eigen bril meenemen maar dat vind ik teveel vertoning. Ik zie me al over de cam­ping lopen. `Goedemorgen meneer, ik zie het al, u moet poepen, ik zal u niet ophouden, haha, woordgrapje, prettige stoelgang overi­gens.'

Nee, ik vind de gang naar de Calvarieberg zo al zwaar genoeg. Wel neem ik een plastik of liever zo'n linnen tas mee. Uiter­aard om het clo­setpapier [ of toiletpapier, zo men wil] te vervoeren, maar vooral omdat zo'n zak op de plaats van hande­ling zo gemakkelijk op te hangen is. Anders zit je de hele tijd in een ongemakkelijke houding ook nog met die rol in de hand. Kun je mooi geen sigaret roken. De laatste jaren bewaar ik standaard bij de haringen een handvol spijkers. Zijn we van plan meer dan een dag op dezelfde plek te blijven dan neem ik bij mijn eerste toiletbezoek een paar van die dingen en de rubber hamer mee. Met een stevig muntstuk voorop de hamer sla ik in ieder beschikbaar toilet op een strategische plaats zo'n spijker in deur of muur. Een kwestie van om­stan­digheden naar je hand zetten. Voor de andere bezoekers trek ik daarbij een ge­zicht of ik bij het personeel hoor.

Trouwens waarom zitten die schroeiplekken eigenlijk op de meeste spoelbakken. Zijn er werkelijk mensen die nadat ze hun sigaret daar op hebben gelegd, hem weer in de mond steken. Zonee waarom gooien ze hem dan niet direkt in de pot. Overal kom je die brandplekken tegen en ze blijven me fascineren. Soms lijkt het me een bevrijding te kunnen leven als zo'n luchthartige roker, maar pervers vind ik dat verlan­gen wel.

 

Franse autobaan

Vanwege de regen droeg ik al laarzen, wat me goed van pas kwam op die vlakke franse toiletten. Dan is het niet zo'n ramp als je je op de hakken poept. Ik opende de deur en zag de hele vloer besmeurd met stront en bloed. `Apres nous la deluge' is niet voor niets een frans gezegde. Zelfs met laarzen aan ga je dan een deur verder.

 

Grensovergang Frankrijk - Spanje

Ik moet naar toilet en wel snel. De kwaliteit van onze vakan­tie hangt er van af. De laatste pomp voor de grens. Een enorm pompstation met een nog grotere winkel erbij. Hier moet het lukken. Grote blauwe borden met witte pijlen, mannetjes- en vrouwtjes poppetjes, teksten in vier talen geven aan dat er hier aan mijn darmen gedacht is. Ik volg de aangegeven route. De pijl wijst een deur aan. Opluchting. Ik open de deur. Hier moeten twee rivaliserende groepen voetbalvandalen elkaar getroffen hebben. Men heeft gepoogd het resultaat door koeien weer op te laten ruimen. De franse slag. De inhoud van de prullebakken op de grond, deuren uit de scharnieren, alle sloten afgebroken, wc brillen naast de pot, natuurlijk de bekende brandsporen van sigaret­ten, afvoeren verstopt met als gevolg drollen, drijvend in vol gepiste toiletpotten en overal gebruikt plee­pa­pier en stront. Stront, stront en nog eens stront. Achter een op een kier staande deur klinkt een poging van een sputterend spoelmecha­nisme. Een man komt met een opgelucht gezicht naar buiten. Ik loop achter hem aan. Op mijn gezicht staat een ander uitdruk­king.

 

Bang dat zijn enige kledingstuk, bij de stoelgang op de be­vuilde vloer zou zakken, hing een familielid zijn nylon zwem­broek over het peertje, dat de toiletruimte schaars ver­lich­te. "Houden we het boel schoon of draaien we er een zwak­kere lamp in ?" Na enige minuten in een ingespannen houding gaven zijn spieren het van schrik op en zakte hij op de rand van de pot. Iets wat hij tegen elke prijs had willen vermij­den. Wat had hij op zijn rug gevoeld. Had iemand van buiten iets gegooid? Was het een vleermuis?  De lamp was door beide kanten van zijn zwembroek gebrand en die was het, die langs zijn rug was gegle­den. Over decorum gespro­ken.

 

Onderweg om het chemisch toilet te legen, raakt een nicht in gesprek met een buurman-kampeerder.  Op afstand zien wij dat het onderwerp verlangt dat zij met een wijds armgebaar de maat der ons onbekende dingen aangeeft. De doos vlieg open door zulk een impulsive acceleratie en in een ogenblik zien wij de achter haar staande boom versierd met slierten gebruikt toi­letpapier. Een kerstboom in de zomer.

 

We krijgen een plek toegewezen aan de rand. Naast ons een metershoge afrastering die ons scheidt van een akker. Centraal op de camping ligt het toiletgebouw. Inspectie levert op: metershoog vuil onder de prullenbakken, een peertje van mis­schien 25 watt aan een draadje, geen ramen, dus geen frisse lucht. Nog sterker geen deuren. Het is het enige toilet. De camping is geheel afgerasterd. De uitgang leidt naar open veld.

Ik besluit mijn behoefte te doen op de enig plek die ik kan verzinnen. In de tent en op een kaasdoos. Zo'n ronde dunhouten doos met deksel. De kaas eet ik nog snel op. Na afloop slinger ik doos met inhoud over het gaas het akker­land in.

De volgende ochtend worden we gewekt door de agrarische akti­vi­teiten van een traktor met aanhang naast ons. Juist als ik mijn hoofd uit de tent steek, zie ik mijn kaasdoos op de pinnen genomen worden van een automatisch draaiende hark.

De doos met inhoud vliegt over het gaas mijn kant weer op. Het deksel blijft eenzaam draaiend achter op een harkpen. Frank­rijk slaat altijd terug

 

 

Op een camping bij Como heeft men de rijen douches in een bocht langs de oprit geplaatst. Er is behoorlijk be­spaard op de deuren. Die beginnen op kniehoogte en zijn dan een meter hoog. Noordeuropesche dames die veel langer zijn dan hun Italiaanse zusters kijken verlegen en halfgekromd over de deurtjes. Een stuk zeep laten vallen levert taferelen op. En als s'avonds auto's door de bocht van de oprit rijden en hun lich­ten de douches indraaien, weet je weer dat Fellini een Itali­aan was.

                                                                                                                                                   naar boven

 

wpd91ae9a9.png

wp0bd17e5d.png

wp9ae41299.png

wp503b9f28.png

wp17cd1e8f.png

wpaf3bcddf.png

wp69b70914.png

wp57e9d308.png

wp3da7a008.png

wp29e49a8f.png

wpf1de23ec.png

wp58890311.png

wpce7162a2.png

wpeefe4dee.png

wp0f41ba90.png

wpe500c283.png

wp05a296eb.png

wp044593f1.png

wp362c6096.png